60 seconden-column: Tinder
© AP
Nu gaat het gebeuren, dacht ik toen ik Tinder installeerde. Een datingapp op je telefoon waarmee je door naar links en rechts te vegen aangeeft of je iemand leuk vindt of niet. Bij de eerste match - beide Tinderaars vinden elkaar leuk - was ik zo blij als een kind.
Gaandeweg werd Tinder steeds meer een zoektocht naar bevestiging. Als mijn telefoon pingde, schoot ik op. Was het geen match, maar een appje van mijn moeder dan was ik teleurgesteld.
Veel leverden de matches ook niet op. Meestal was het oppervlakkig gedoe. En had ik een keer echt leuk contact, had mijn match mij gegoogled en een column van mij gelezen over mijn depressie.
Daar hield ze niet van. ’Maar niet persoonlijk bedoeld hoor’, voegde ze er nog even aan toe.
Vorige week zond Zembla een documentaire uit over Tinder. Voor veel jongeren werkt de app verslavend. Al hebben ze een match, ze blijven doorvegen. Op sommige feestjes praten mensen niet meer met elkaar, maar zoeken ze via de app contact met elkaar.
En dat is het gevaar, zo waarschuwen filosofen en datingexperts: we verliezen de kunst van het verleiden.
Volgende week dus maar weer eens naar de kroeg om aan het mooiste meisje te vragen of ik haar niet ergens van ken. Succes gegarandeerd. Niemand die dat meer gewend is.