Tussen wrak en bijna nieuw, werkt de restaurateur
Monteur en restaurateur Hans van Ravenzwaaij werkt momenteel aan een Ford Triumph. Foto: The Daily Photo/Gwendelyn Luijk.
Auto’s, boten, treinen; noem maar op. Als het boutjes en moertjes heeft, is Hans van Ravenzwaaij van de partij. In zijn werkplaats aan de Dokweg in IJmuiden staan een stuk of acht oldtimers in verschillende stadia tussen wrak en zo goed als nieuw.
,,Beter dan nieuw zelfs’’, beweert Hans. ,,Elke schroefje in deze wagens krijgt persoonlijke aandacht.’’ In de werkplaats staan onder meer een Minor Morris, een Mini, een MGB en een tot aan het skelet toe gestripte Ford Triumph. De motorkap van een legerwagen – ’zo zeldzaam dat hij gebruikt is in de film Zwartboek’ – ligt bezaaid met handgereedschap, want geen centimeter plat oppervlak in de werkplaats gaat verloren. Er is altijd wel een nieuwe oude auto om tot de grond toe af te breken en weer volledig op te bouwen.
Wat Hans niet kan krijgen, maken hij en zijn hobbyvrienden zelf. Zo staan er in de werkplaats machines om kleppen mee te slijpen en om blik mee te vouwen. Hans vertrouwt uitsluitend op vakmanschap. ,,Kan niet, bestaat niet in ons woordenboek’’, lacht hij. Die mentaliteit nam Hans mee uit de jaren ’50, toen hij het vak automonteur onder de knie kreeg. ,,Er was weinig van veel. Je moest improviseren. In die tijd heb ik geleerd om problemen te beredeneren. Auto’s zijn logische machines. Als het probleem A of B niet is, moet het probleem wel bij C zitten.’’
Geen computer
Hans is de man die weet hoe alles werkt. ,,Ik heb geen computer nodig om te weten wat er aan een motor scheelt’’, zegt hij. Dat een auto tegenwoordig ’aan een pc wordt gehangen’ om foutgegevens uit te lezen, vindt de IJmuidenaar maar niks. ,,Die kennis zit in het hoofd, en onder de motorkap. Verder nergens. Aan het geluid van de motor alleen al kan ik horen of er iets mis is. Dat zie ik een computer nog niet doen.’’
Niet dat de monteur helemaal wars is van printplaten en snoeren. Die zijn nodig voor die andere grote hobby: treinen. In het verleden hielp Hans een handje met het onderhoud van de stoomtrein bij Tata Steel, maar tegenwoordig heeft hij zich op de elektrische treinen gestort. De hele bovenverdieping van de werkplaats in IJmuiden is ingericht als modelspoorbaan. ,,Die voorliefde heb ik van mijn vader. Hij had een drukke baan met een hoop verantwoording. De treinen waren zijn uitlaadklep. Nu mag je er gewoon voor uitkomen dat je iets met treintjes hebt, maar in zijn tijd moest dat in het geniep omdat je anders niet meer als een volwassen vent gezien werd. Gelukkig zijn de tijden veranderd.’’ Omdat alleen ook maar alleen is, is de spoorbaan een gezamenlijk project met vrienden. ,,Die spoorbaan biedt ruimte aan veel hobby’s ineen. Verzamelwoede, architectuur, modelbouw en elektronica komen allemaal aan bod. Bij mij is het bouwen en aansluiten de hobby.’’
Walmachinist
De man met de vele passies is in de wintermaanden ook nog walmachinist voor de gemotoriseerde driemaster De Gulden Leeuw. Als er maar gesleuteld kan worden. ,,Het begon een jaar of veertig geleden met een Jeepje’’, vertelt Hans. ,,Ik heb me toen bezondigd met een Dodge, maar later heb ik de Engelse en Canadese auto’s ontdekt. Modellen die vaak mooi van lelijkheid zijn. De onderdelen voor die wagens liggen niet voor het oprapen. Het bij elkaar sprokkelen van de juiste spullen is voor mij al de helft van de lol van het restaureren.’’
Hans’ grote trots is de door hem gerestaureerde Fordson. ,,De Britse regering gaf autofabrikanten in de jaren ’30 opdracht tot het ontwerpen van een legervoertuig. Eigenlijk had Fordson, een tractorfabrikant, daar helemaal geen zin in. Op het allerlaatste moment maakten ze toch een auto, waarbij de velgen per ongeluk nog te groot waren voor de bestelde wielen ook. Tegen alle verwachting in werd het autootje na de oorlog gierend populair als personenauto.’’ De auto is zeldzaam. Die van Hans was het enige rijdende exemplaar in Nederland. Enkele jaren terug gaf hij de auto aan het Museum Brigade en Garde Prinses Irene. ,,Als een auto af is, doe ik er toch niets meer mee. Het rijden interesseert me geen fluit. Dat doe ik misschien twee keer en dan is het gezien, gedaan en klaar voor mij. Op naar het volgende project.’’