Mijn club: Damclub IJmuiden zet in op jeugd
Jeugdleden van DCIJ tijdens een training.© Foto Kees de Boer
De gemeente Velsen heeft vele denksportverenigingen binnen haar grenzen. Deze week aandacht voor Damclub IJmuiden.
Wanneer is Damclub IJmuiden opgericht?
„Damclub IJmuiden is opgericht in 1925”, zegt secretaris Martin van Dijk. „Sindsdien zijn we vijf keer Nederlands kampioen geworden.”
Wat is kenmerkend voor Damclub IJmuiden?
„De leeftijdsopbouw. Omdat je tot op late leeftijd kunt blijven dammen, is het leeftijdsverschil tussen ons jongste (7 jaar) en oudste lid (78) enorm. Omdat de damsport vergrijst, probeert DCIJ met name op de jeugd in te zetten. Met de verhuizing van het Jan Ligthartgebouw naar de Jan Campertschool heeft het zich in een kindvriendelijke omgeving gevestigd. Momenteel beschikt DCIJ over een kleine, maar fanatieke groep jeugdspelers, waarvan een deel ook op een nationaal niveau zijn debuut heeft gemaakt. Hoewel bij DCIJ een aantal dames spelen, bestaat het gros van de leden uit mannen.”
Wanneer is jullie clubavond?
„Tussen september en juni wordt er op vrijdagavond clubavond gehouden. Van 19 tot 20 uur wordt jeugdtraining gegeven. Daarna spelen de senioren onderlinge competitie. En van september tot en met februari vindt daarnaast iedere twee weken op zaterdag de nationale competitie plaats. Het eerste tiental van DCIJ speelt in de hoofdklasse, het op een na hoogste niveau. Het tweede team komt uit in de tweede klasse en wordt aangevuld met een aantal spelers van Zaanstreek, waarmee DCIJ sinds twee jaar een samenwerkingsverband heeft.”
Hoe kijk je naar de toekomst?
„Wat betreft de toekomst probeert DCIJ zoveel mogelijk jeugdleden voor lange tijd aan zich te binden en door te laten stromen naar de senioren. De uitdaging daarbij is om de kinderen ook na de basisschool op de club te houden. Het dammen zelf wordt steeds mondialer door de opkomst in met name China. Zo heeft een aantal jaren geleden een jeugdteam van DCIJ online een wedstrijd gespeeld tegen een schoolteam uit China. De belangstelling in Nederland loopt echter terug.”
Kees de Boer