Commentaar: Handhaving boerkaverbod geen taak van schooljuf, verpleegkundige en tramchauffeur
Vanaf 1 augustus is het niet langer toegestaan je met gezichtsbedenkende kleding in openbare ruimtes te begeven. Het verbod geldt in gemeentehuizen of de rechtbank, maar ook in bus en tram, scholen en ziekenhuizen.
Voor de vorm is het dragen van bivakmutsen of een integraalhelm ook verboden, maar de maatregel is vooral bedoeld om gelaatsbedekkende kledij van moslima’s uit het straatbeeeld te bannen. Begrijpelijk ook, want de boerka kan gemakkelijk uitgelegd worden als een vrouwonvriendelijk kledingstuk, dat slechts dient om te onderstrepen dat moslimmannen, die wel gewoon frank en vrij op straat mogen, de baas zijn op hun eigen culturele eilandje. En daar mag je best tegen protesteren. In de tram, de school of de wachtkamer van de dokter bijvoorbeeld.
Maar verbieden? Vanaf 1 augustus is dat niettemin de wet in dit land. En dat betekent dat een democratisch gekozen meerderheid er de handtekening onder heeft gezet en de Raad van State heeft geconstateerd dat deze niet in strijd met de grondwet is. Een wet dus, die net als andere wetten gehandhaafd dient te worden.
De vraag is wel wie dat dan zal moeten gaan doen? Moet de buschauffeur die een moslima in boerka bij de halte in de regen ziet wachten voorbij rijden en de politie bellen? Moet de jonge moeder met gelaatsbedekkende kleding van het schoolplein of uit de wachtkamer geweerd worden door juf of huisarts? Nee dus. Het debat dat leidde tot een boerkaverbod was nuttig, maar strikte uitvoering van de symboolwet die er het resultaat van was, leidt tot grotere onvrijheid dan de wet beoogt te bestrijden.