Uit de tijd: Strijd tussen Haarlemse brouwers en blekers

Jacob van Ruisdael: Gezicht op Haarlem met bleekvelden op de voorgrond.

Hein Klemann

In 1670 schilderde Jacob van Ruisdael Haarlem onder een wolkenlucht die wel twee derde van het schilderij besloeg. Hij bezag de stad vanuit de duinen in het noordwesten. Op de voorgrond lagen blekerijen, aan de horizon Haarlem waar de Groote Kerk bovenuit torende.

De voorstelling werd populair en Ruisdael maakte ten minste vijftien van zulke werken. Ook zijn concurrenten zagen er brood in en schilderden zulke Haarlempjes, zoals die schilderijen werden genoemd. Opvallend aan Haarlempjes zijn de blekerijen op de voorgrond. Voorbij het rijtje molens dat de Zijlweg markeert, vallen die niet meer te vinden. Inderdaad lagen er ten zuiden van de Zijweg geen blekerijen meer. In 1577 had één van de vele Brabanders die zich rond Haarlem vestigden, Lambrecht van Dale, op het afgezande land van de adellijke familie Ramp van Rolland een blekerij gevestigd. Hij kreeg daarvoor niet alleen toestemming van de familie Ramp, maar ook van de heer van Brederode onder wiens jurisdictie dit gebied viel. Tenslotte was ook de stad Haarlem blij met deze nieuwe ondernemer, die de beginnende blekersactiviteit in de omgeving versterkte. Van Dale was de eerste van zes Brabantse blekers die zich langs de Rampevaart, de huidige Brouwersvaart, vestigden.

Hoewel alle gezagdragers in de omgeving, evenals de landeigenaar, de blekerijen welkom heetten, ontstonden er problemen. In de middeleeuwen was Haarlem niet, zoals in de 17e eeuw, in de eerste plaats een textielstad, maar een bierstad geweest.

Het bier uit Haarlem was niet alleen beroemd, maar er werd ook goed aan verdiend. Haarlemse jopen, vaten bier van 112 liter, vonden tot ver buiten de stad aftrek. In delen van Holland mocht zelfs geen ander bier worden gedronken.

De brouwers, voornamelijk gevestigd aan het Spaarne en de Bakenessergracht, gebruikten voor het brouwproces Spaarnewater. Als dat water te laag stond, werd er via de sluis bij Spaarndam echter IJ-water binnengelaten en werd het Spaarne te brak. Dan moesten de brouwers water uit de Ruyckebiervaart, een andere naam voor de Brouwersvaart, halen. Die was met een sluisje afgescheiden van de stadsgrachten zodat het brakke Spaarnewater er niet kon binnendringen. Het frisse vaartwater werd daarom met schuiten naar de brouwerijen vervoerd.

Bleken gebeurt door textiel op het gras in de zon te leggen, maar dat proces kost veel tijd. Veelal werden de te bleken stoffen daarom eerst met potas gekookt in koperen ketels en werden eventuele kalkresten opgelost in zure melk. Uiteraard moesten de potas en karnemelk weer worden weggespoeld. In het water van de Ruyckebiervaart, waarmee dat ongeschikt werd voor de bierbrouwers.

Er ontstond een conflict tussen brouwers en blekers, dat werd beslecht door een verbod op blekerijen ten zuiden van de Zijlweg. Voortaan lagen de blekerijen ten noorden van die weg, aan een uitloper van de Delft, de Garenkokersvaart. De op een zandstrook gelegen Zijlweg vormde een waterkering. Het water ten zuiden daarvan, de Brouwersvaart, moest schoon blijven voor de bierproductie.

Hein Klemann

Wekelijks schrijft Haarlemmer Hein Klemann, hoogleraar economische geschiedenis aan de Erasmus Universiteit, de rubriek Uit de tijd over de geschiedenis van Haarlem.

Meer nieuws uit Haarlem

Ombudsteam

Ons Ombudsteam springt in de bres voor de consument.