Niet in mijn achtertuin, denken de grachtengordeldieren | Column Haroon Ali
Iedere dinsdag en vrijdag kan ik mijn overburen wel schieten. Ik zal eerst het strijdtoneel schetsen. Mijn vriend en ik wonen in een smalle, donkere zijstraat van een bekende Amsterdamse gracht. Er zit zo’n tien meter tussen onze voordeur en de ingang van de overburen. Dat steegje, waar nog net een auto doorheen kan, is ook de grens tussen twee verschillende werelden.
Tegenover ons wonen de grachtengordeldieren, de bevoorrechte huiseigenaren. Wij wonen zelf in een huurwoning, tussen tientallen cliënten van HVO-Querido, die kampen met psychische problemen en vaak ook verslaafd zijn. Toch zijn ze meestal goedgehumeurd. Ook maken ze vaak wonderlijke, amuserende opmerkingen. En als de sfeer soms omslaat, is er een begeleider in de buurt die ingrijpt.
Ik ben blij dat ik tussen mensen uit alle lagen van de bevolking woon, omdat je zo wederzijds begrip kweekt. Voelde de elite aan de overkant dat ook maar. Twee keer per week dumpen zij namelijk al hun huisvuil aan onze kant, op een berg die soms tot aan de voordeur komt. (We hebben geen containers in de oude binnenstad, het afval wordt nog ouderwets opgehaald.)
Vanuit mijn keukenraam op de eerste verdieping betrap ik de smiechten, als ze ’s avonds laat of ’s ochtends vroeg hun rotzooi neergooien – en snel weer terughollen. Ik heb al vaak gevraagd waarom ze dit doen, waarom we de lasten niet delen. ’Dit is handiger voor de vuilnisman.’ ’Anders kunnen we er moeilijk met onze fietsen uit.’ Of de grootste dooddoener: ’Zo doen we het al jaren.’
Laatst werden de bomen in hun binnentuin gesnoeid. De dikke takken lagen op een stapel voor onze ingang, waardoor mijn vriend bijna niet naar binnen kon. Toen hij er wat van zei, werd gesnauwd dat hij ’niet zo moet zeuren’. Ik heb ook eens meegemaakt dat een buurman zo verbouwereerd was na mijn commentaar over zijn troep, dat hij nog minutenlang omhoog staarde, terwijl ik de afwas deed.
Ik moet denken aan een afkorting uit de ruimtelijke ordening: nimby, not in my backyard. Mensen willen niet de prijs betalen voor hun comfortabele leven – en zeker niet in hun eigen achtertuin. Dat is ook hoe mijn overburen erin staan. Ze denken vast dat ze bewust leven, scheiden hun afval, maar de sloebers mogen dat afval opvangen. Die wonen toch al in een zwijnenstal, hoor je ze denken.
De stiekeme vuilnisoorlog is in zekere zin een klassenstrijd. De rijken vegen hun eigen straatje schoon, terwijl de onderklasse pas echt als vuil wordt behandeld. Maar als zij zich daartegen verzetten, wordt hen de mond gesnoerd. Mijn vriend en ik worden ook tot de kansarme kakkerlakken gerekend, want we wonen aan de verkeerde kant van de straat, dus onze mening is niks waard.
Toen ik ’s nachts een keer thuiskwam van een borrel, werd het aanzicht van de zoveelste afvalberg me te veel. Ik pakte een paar volle vuilniszakken en smeet ze naar de overkant. Maar deze daad van rebellie tegen de grachtengordel gaf helaas geen voldoening. Ik voelde me zelfs schuldig.
Lees ook:
Pak onze vrijheid maar weer af, want we kunnen er duidelijk niet mee omgaan | Column Haroon Ali