Ik mocht even bijkomen op een van de witte stoeltjes, die voor diegenen waren met de grootste overlevingskans | column
De grote dag brak aan. Een beetje gespannen was ik wakker geworden. Van opwinding, niet van zenuwen.
Op de fiets vertrok ik naar het vaccinatiecentrum. Ik kreeg prikhok 4, en het ging fantastisch. Van de beveiligers mocht ik geen foto’s maken, maar de assistent van de verpleegkundige maakte er gelukkig geen enkel probleem van.
Daarna mocht ik nog even naar een loungeruimte, waar ze koffie, thee en water serveerden. Er waren witte en zwarte stoeltjes en ik mocht even bijkomen op een van de witte stoeltjes, die voor diegenen waren met de grootste overlevingskans. Na een wedstrijdje wie het langst een kwartier kon blijven zitten, dat ik glansrijk won, mocht ik naar huis. Ik kreeg stempels in mijn gele vaccinatiepaspoort.
Thuis kwam ik opgetogen aan. Dankzij de chip van Bill kon ik vanaf nu, als ik weer eens verdwaald raakte, altijd getraceerd worden. Het babybloed in het vaccin werkte meteen als een soort verjongingskuur voor mijn brein: ik voelde me helemaal on top of things.
Handig is ook het mee geïnjecteerde neurolinguistisch programma, dat verzekert dat ik als verslaggever voortaan alleen nog dat zal schrijven wat de autoriteiten behaagt. Van objectiviteit raakt een journalist toch maar in de war. Mijn linker biceps voelde wel wat stijf aan, maar dat was vast het metaal uit het DNA van Iron Man.
Toen ik het succes van mijn inenting deelde op sociale media, dacht een oude vriendin op Facebook dat ik in een schaap zou veranderen, maar volgens mij kwam dat nog. Een ander iemand wees erop dat je voortaan zonder te betalen een winkel uit kon lopen.
De volgende waarschuwde dat ik de eerste twee jaar recht had op gratis updates en dat daarna nieuwe vaccinatiesoftware moest worden geïnstalleerd. Ik kreeg een compliment van een buurman. Zijn wifi zes huizen verderop was ook ineens stukken beter.