’In plaats van te juichen en te genieten van zijn eigen succes, koos Karembeu ervoor om Seedorf te troosten en won hij een plekje in mijn hart’ | EK-column

Milo Lambers

Nooit was er zo’n mooi en tegelijkertijd slecht jaar om als jochie voetbalgek te worden als 1995. Met de winst van Ajax in de Champions League en de wereldcup werd ik in mijn debuutseizoen zo verwend, dat elk voetbaljaar daarna eigenlijk altijd tegenvalt.

In het jaar na de zegetocht van de Amsterdammers leerde ik wat verliezen was. Ajax werd na strafschoppen door een – naar later bleek gedrogeerd - Juventus verslagen in de finale van de cup met de grote oren.

Ook mijn eerste EK werd een lesje in nederigheid. Ondanks dat Engeland de vloer aanveegde met Oranje (4-1) en Edgar Davids naar huis werd gestuurd wegens kritiek op de leiding (’Hiddink moet zijn hoofd uit de kont halen van sommige spelers’), werd de kwartfinale bereikt waar Frankrijk wachtte. Na negentig minuten en verlenging zonder doelpunten kwam het aan op strafschoppen. Seedorf miste Oranje uitgeschakeld.

Op tv zag ik Seedorf afdruipen. Een Fransman met rastahaar ontfermde zich over onze nationale zondebok. De Franse voetballer bleek Christian Karembeu te zijn. Ploeggenoot van Seedorf bij Sampdoria en later Real Madrid. Minutenlang bleef hij zijn maatje knuffelen, troosten en moed inspreken.

Als achtjarig jochie maakte het indruk op mij. In plaats van te juichen en te genieten van zijn eigen succes, koos Karembeu ervoor om Seedorf op te vangen en hem een troostende schouder te bieden. Onbewust troostte Karembeu niet alleen Seedorf maar ook mij, de achtjarige voetbalfan in wiens hoofd alleen Oranje Europees kampioen had kunnen worden.

Die zomer op vakantie in Frankrijk kregen we bij een pakje ’la Vache Qui Rit’ een stapel stickers van spelers van het Franse nationale elftal. De sticker van Karembeu kreeg na de vakantie een eervolle plek op mijn deur. Pas toen mijn moeder achttien jaar later het huis verkocht, haalde ik hem weg.

Meer nieuws uit Sport

Meest gelezen