Op huizenjacht: wij vonden het al heel wat dat we direct de vraagprijs boden | Column

Gwendelyn Luijk
IJmond

Wachtend op de pont raakte ik aan de praat met een sportieve Amsterdammer, die op een al net zo sportief ogende fiets een rondje maakte van Amsterdam langs Spaarndam, Velsen, Beverwijk, Zaandam en vandaar terug naar huis. Zelf ben ik alleen in noodgevallen bereid op een fiets te stappen en ik ben nog een koukleum ook. Ik stond te rillen in mijn winterjas, hij had een korte broek aan. Het contrast was dus groot en niet per se in mijn voordeel. Toch bleken de Amsterdammer en ik iets gemeen te hebben: huizen kijken op Funda.

Voor mij is dat inmiddels meer een gewoonte geworden dan dat ik nog echt verwacht een woning te kunnen kopen. ’s Ochtends begin ik de dag met tien minuten online huizen bezichtigen en ’s avonds doe ik het nog eens dunnetjes over. Af en toe maak ik een screenshot van een mooie keuken, ter inspiratie.

Al een jaar of vijf zijn mijn vriend en ik op zoek. In het begin hadden we het gevoel volop keus te hebben en dus maakten we geen haast en waren nogal kritisch. En een tikkie naïef. Toen we eindelijk ons droomhuis vonden, werd het verkocht maar niet aan ons, want wij vonden het al heel wat dat we direct de vraagprijs boden.

Oeps.

Iets minder rustig zochten we verder. Een bezichtiging inplannen was inmiddels niet zo eenvoudig meer. „U kunt op de reservelijst”, hoorden we steeds vaker, twee uur nadat de woning op Funda verschenen was. Totdat... nieuwe poging, nieuwe droomwoning. We hadden geleerd, maakten wat rekensommetjes, boden iets meer dan we eigenlijk konden opbrengen en werden door de verkoopmakelaar teruggebeld met de vraag of we het voorbehoud van financiering wilden laten vallen. Dat durfden we niet.

Sindsdien heeft de huizenjacht koortsachtige vormen aangenomen: een keer of zes per dag stuur ik foto’s van steeds minder fraaie huizen door aan mijn lief. De prijzen van droomwoningen zijn tot ver buiten bereik gestegen. Bracht onze maximale hypotheek ons eerst nog richting ’geheel gerenoveerd en tot in de puntjes verzorgd’, komen we inmiddels niet verder dan ’geheel naar eigen smaak in te delen, niet door verkoper bewoond’. Dat beschouw ik als makelaarstaal voor ’kom bij ons niet uithuilen als het dak instort’. Voor twee mensen met in totaal vier linkerhanden is zoiets niet ideaal.

De sportieve Amsterdammer bij de pont deelde mijn frustraties. Hij had recent nog 295 duizend euro geboden voor een studio van 23 vierkante meter. Dan valt het hier nog alles mee, moest ik toegeven. Waar hij zich echt boos om kon maken, waren de Airbnb’s, particuliere appartementen die aan toeristen worden verhuurd. Daar zijn sinds kort strengere regels voor, maar hij moest nog maar zien of die zouden helpen. De stad slibt dicht met toerisme, zei hij. Investeerders kopen de huizen op zodat er voor de échte Amsterdammers niks overblijft, zei hij. En het ergste was nog dat de sociale cohesie in een wijk eraan kapot gaat, met al die tijdelijke gezichten.

Gelukkig had hij inmiddels wat gevonden. Aan de rand van de stad, klein en aan de dure kant, maar wat wil je. En als hij zelf ging backpacken in Zuid-Amerika, voegde de man er zonder een spoortje ironie aan toe, kon hij de boel altijd nog verhuren. Als Airbnb ofzo.

Ik besloot op mijn eigen manier sportief te zijn, huizenjagers onder elkaar, en hield mijn mond.

Gwendelyn Luijk is journalist, fotograaf, hoofdredacteur van Straatjournaal en springt zo nu en dan bij als winkelhulp. Ze woont met haar vriend en hond in IJmuiden en schrijft wekelijks over wat haar opvalt in eigen buurt en daarbuiten.

Meer nieuws uit IJmond

Ombudsteam

Ons Ombudsteam springt in de bres voor de consument.