Op een kerkhof in Parijs zag ik de schoonheid van onze sterfelijkheid | column

Haroon Ali

Zondagochtend in Parijs, na twee dagen tafelen en pimpelen. Ik wandel met mijn beste vriendin over het kerkhof van Montmartre, de laatste stop tijdens onze stedentrip, die toevallig in de buurt is van ons hotel. Le cimetière de Montmartre is minder beroemd dan die bij Père-Lachaise, en de namen van toonaangevende Franse kunstenaars en schrijvers op de plattegrond zeggen mij niets. Maar de uitgestrekte begraafplaats roept wel dezelfde melancholie op, helemaal met een stevige kater.

We zien kapelletjes met glas in lood en familiegraven in Romeinse tempels, waar eeuwenlange stambomen in zijn gegraveerd en waar de generaties op elkaar zijn gestapeld. Er zijn ook nieuwere, moderne zerken en een glazen kas met takken van een kersenbloesem, waar een paar dametjes foto’s van maken. Bij een andere grafsteen staan kleurenfoto’s van twee verschillende mannen, die worden vergezeld door een zwarte hond, blauwe vogel en witte kangoeroe. Welke rol speelden zij in elkaars leven?

Ieder mens heeft een boeiend verhaal, is mijn motto als journalist. Je moet er alleen naar vragen. Nu kan dat helaas niet bij de doden, maar sommige graven geven aanwijzingen voor een speurtocht. Zo wordt onze aandacht getrokken door een granieten harlekijn met een middeleeuwse muts, kraag en puntschoentjes, die onderuitgezakt en bedroefd op een graf zit. Hier rust Vaslav Nijinsky, een balletdanser en choreograaf die in Kiev werd geboren en in 1950 in Londen stierf.

Op Wikipedia vinden we zijn necrologie. Vaslav veroorzaakte veel reuring met zijn seksueel getinte balletvoorstellingen. Bij één première brak zelfs een gevecht uit in het publiek. Hij had een affaire met een mannelijke theaterbaas, maar toen Vaslav daarna met een vrouw trouwde, werd hij door de baas uit het gezelschap getrapt. Hij kreeg later de diagnose schizofrenie, bracht drie decennia door in psychiatrische inrichtingen – en danste nooit meer. (Over die laatste jaren schreef Arthur Japin de roman ’Vaslav’.)

Terwijl ik verder struin langs opvallende of juist eenvoudige graven, vraag ik me af hoe ik later herinnerd zal worden, en of dat anders zal zijn dan hoe ik herinnerd wil worden. De meeste mensen raken immers te snel in vergetelheid. Ik zeg tegen mijn vriendin dat ik niet begraven wil worden, want wie gaat dat graf onderhouden? Cremeer me maar en verspreid mijn as op mooie plekken, in het bos en in de zee. Mijn resten worden dan voer voor wormen en vissen, waarmee ik opga in de cirkel van het leven.

Begraafplaatsen ogen vaak sereen, maar ze hebben ook iets tragikomisch en daardoor filmisch. In de serie ’After Life’ gaat komiek Ricky Gervais bijvoorbeeld dagelijks naar het graf van zijn vrouw om te zeuren over zijn ongewilde voortbestaan. De onhandige hoofdpersoon uit ’Fleabag’ jogt zelfs op een kerkhof ter afleiding van alle chaos. Een veld vol doden biedt wat perspectief. Zo heeft het leven vooral waarde omdat het weer eindigt. Maar we laten allemaal sporen na, die de mensen na ons kunnen ontdekken.

Meer nieuws uit Opinie-Column

Ombudsteam

Ons Ombudsteam springt in de bres voor de consument.