Een teveel dieren vond Niki Jacobs maar lastig | Column
Niki Jacobs is zangeres, getrouwd en moeder van twee kinderen.
Al zo lang ik me kan herinneren, zijn er dieren in mijn leven. Honden, katten, tamme ratten, kikkers, zebravinkjes (welgeteld één dag; ze bleken niet goed samen te gaan met onze acht poezen), hamsters en konijnen. Zeer waarschijnlijk vergeet ik nog wel een paar amfibieën en kleine zoogdieren omdat die, of te onbeduidend waren, of door de grote verscheidenheid aan levende wezens in de vergetelheid zijn geraakt.
Wij hadden vroeger thuis op bepaalde momenten in de geschiedenis namelijk een overdaad aan huisdieren. Ik vond dat lastig, het teveel aan dieren, en nam mij dan ook voor om nooit huisdieren te hebben wanneer ik groot en wijs zou zijn. Ik zag een heerlijk rustig leven voor me zonder die extra zorgen die er ongewild bijkomen wanneer je je hecht aan een dier. Tel daarbij de hoeveelheid centen op die ik zou overhouden doordat ik nooit dieetbrokken, nier beschermend voer of amputaties zou hoeven betalen; ik zag mezelf vogelvrij, te pas en te onpas weekendjes weggaan met het uitgespaarde geld en me nooit zorgen maken over wie er deze vakantie nu weer voor de dieren zou moeten gaan zorgen.
Dat liep natuurlijk meteen al anders. Nog voordat ik goed en wel samenwoonde met mijn toenmalige verloofde (niet Ivo) woonden zijn twee katten al bij mij in. En daarmee was meteen de toon gezet. Want ook nadat het tussen ons allang weer uit was, bleven deze dames bij mij op de bovenwoning achter. Sindsdien ben ik nooit meer zonder huisdieren door het leven gegaan.
Inmiddels zijn Nadia en Extra niet meer onder ons en is ook Spam, de kater die op een dag ongewenst aan kwam lopen (vandaar zijn naam), heengegaan. Ik mis ze stuk voor stuk nog steeds met hun rare, fijne, irritante, ondoorgrondelijke kateigen karaktertrekken.
Terwijl Tovje zich ’as we speak’ uitermate onhandig op mijn benen nestelt, realiseer ik me dat ik mijn hele leven omringd ben door poezenbeesten en schieten de tranen in mijn ogen wanneer ik denk aan het moment dat hij er niet meer zal zijn. Zachtjes aai ik hem met een hand terwijl ik met mijn andere deze column typ, ik voel zijn vacht en daaronder meteen zijn botten. Ik kriebel onder zijn kinnetje en hij knort. Ik weet wel dat het spinnen heet, hoor, maar in zijn geval is het een knorretje.
Sinds kort weten we dat hij suikerziekte heeft, dit oude mannetje. Hij was niet te dik en er was geen aanleiding, het schijnt dat hij er geen last van heeft. Tja, hij niet, maar wij wel. Voorlopig geen weekendjes weg of zicht op zorgeloze vakanties. Nope, voor nu gaat alle zorg naar het verkrijgen van insuline, speciaal dieetvoer en bezoekjes aan de dierendokter. En alsof hij mijn zorgen aanvoelt, vlijt Tovje zich nog dichter tegen me aan en duwt met zijn koppie tegen mijn wang, we kijken elkaar aan en weten: alles komt goed. Ik zucht, getroost en opgelucht. Fijne dierendag, lieve mensen.