Een noodkreet van de Spoedeisende Hulp | column

Maaike van der Plas

Het is bijna twee uur ’s middags als de noodkreet in onze groepsapp van arts-assistenten neurologie verschijnt. De tekst is er eentje die regelmatig in net andere bewoordingen terugkeert: „Mocht iemand tijd hebben om een patiënt op de Spoedeisende Hulp te zien, dan kan ik dat goed gebruiken!”

De verzender van het bericht voegt meteen toe dat ze voorbereid is op teleurstelling: „Maar ik vrees dat er niemand beschikbaar is.” Inderdaad blijft het stil. Zelf twijfel ik. Op mijn hulp wordt niet gerekend, omdat ik momenteel onderzoeker ben en even weg uit de kliniek. Maar mijn ochtend is verrassend voorspoedig verlopen. Ik heb eigenlijk mijn to-dolijst al af, moet nog anderhalf uur wachten op mijn volgende vergadering en zit blijkbaar drie verdiepingen boven een ontploffende Eerste Hulp.

Het scenario dat mijn collega nu beleeft, zal elke arts-assistent herkennen. Je hebt al een paar patiënten liggen, die wachten op scans of laboratoriumresultaten. Plotseling komen er twee, drie of vier spoedgevallen die meteen gezien moeten worden.

Terwijl je dat aan het doen bent, bellen verschillende verpleegkundigen je over wat er moet gebeuren met de andere patiënten, die kostbare SEH-kamers in beslag nemen. Je hebt echter geen tijd om de uitslagen van die patiënten te bekijken, laat staan om ze te woord te staan, want je bent met de spoedgevallen bezig.

Ondertussen belt ook de supervisor om nieuwe mensen aan te melden, die op weg zijn naar het ziekenhuis. De coassistent belt of er nog wat te doen is. De radioloog belt met de resultaten van scans en wil weten of je wel beseft hoeveel werk je hem bezorgt door steeds nieuwe beeldvorming in te zetten.

Andere specialismen bellen om je in consult te vragen of hun eigen bevindingen terug te koppelen. De uitkomst van dit alles is dat je in een vreselijke vicieuze cirkel belandt, waarin je niets gedaan krijgt door de hoeveelheid telefoontjes, maar steeds meer telefoontjes genereert, omdat je niets gedaan krijgt.

Ik besluit te helpen en app of mijn collega ’iets overzichtelijks’ heeft. De overzichtelijkste patiënt die ik me kan voorstellen is iemand die niet al te hard op het hoofd is gevallen, maar wel bloedverdunners gebruikt en daarom voor de zekerheid een CT-scan moet krijgen, die hoogstwaarschijnlijk normaal is.

Minst overzichtelijk is waarschijnlijk een demente oudere, waarbij het „thuis nu echt niet meer gaat”, waarvoor nog niets is geregeld en die is geweigerd door de tien dichtstbijzijnde ziekenhuizen, terwijl onze eigen afdeling hem niet wil opnemen omdat het geen ’academische casus’ betreft. Ik krijg een patiënt uit het midden van het spectrum: achteruitgang bij een reeds bekende hersentumor.

Op de Spoedeisende Hulp word ik warm onthaald na mijn tijdelijke afwezigheid gedurende mijn onderzoeksstage. Ik betreed de patiëntenkamer zonder dat ik een telefoon bij me heb, een zeldzame luxe. Ik mag ongestoord het consult voeren, kan in alle rust met de patiënt praten die verrast is over mijn onverdeelde aandacht, krijg snel mijn scan en de uitslag, kan meteen overleggen met de supervisor, en daarna mijn bevindingen en beleid uitgebreid uitleggen. Op weg naar de vergadering bedenk ik me dat het best gek is dat goede en efficiënte zorg blijkbaar zo zeldzaam is, dat het voelt als valsspelen.

Meer nieuws uit Opinie-Column

Ombudsteam

Ons Ombudsteam springt in de bres voor de consument.